
Seksueel misbruik bij Jehovah’s Getuigen
In de zomer van 2017 verscheen er in dagblad Trouw een serie artikelen over seksueel misbruik onder Jehovah’s Getuigen in Nederland. Marinde van der Breggen en Rianne Oosterom, journalistes van Trouw, deden twee jaar lang onderzoek en interviewden slachtoffers en omstanders. Hun artikelen laten een schrijnende werkelijkheid zien waarin slachtoffers niet worden gehoord en beschermd en daders vrijuit kunnen gaan.
Eerder al hield in Australië de Royal Commission into Institutional Responses to Child Sexual Abuse zich bezig met onderzoeken hoe diverse – al dan niet religieuze – organisaties omgaan met situaties van seksueel misbruik. Ook de organisatie van Jehovah’s Getuigen werd onderzocht. In de data van de Wachttorenorganisatie daar bleken 1006 daders van seksueel misbruik bekend te zijn. Geen van deze daders was door de organisatie bij de autoriteiten gerapporteerd. In 2015 waren er openbare hoorzittingen met de organisatie van Jehovah’s Getuigen in Australië die voor iedereen te volgen waren en eind 2017 verscheen het eindrapport. Conclusie: het beleid van de organisatie rondom seksueel misbruik vertoont grote tekortkomingen.
Procedure
Wanneer de ouderlingen in een gemeente van Jehovah’s Getuigen geconfronteerd worden met een beschuldiging van seksueel misbruik binnen hun gemeente, moeten zij contact opnemen met de juridische afdeling van hun bijkantoor. Die geeft vervolgens instructies over hoe zij verder moeten handelen.
De ouderlingen moeten onderzoeken of de beschuldiging op waarheid berust. Daarbij wordt onder meer gekeken of de persoon die de beschuldiging doet betrouwbaar en geloofwaardig kan worden bevonden. Het slachtoffer wordt gevraagd naar de meest intieme details van het misbruik. Tot 1998 werd van het slachtoffer gevraagd in aanwezigheid van ouderlingen de dader te confronteren met de beschuldiging. Het huidige beleid vraagt dit in ieder geval niet meer van minderjarige slachtoffers. Helaas staat niet zwart op wit dat inmiddels volwassen slachtoffers ook van deze confrontatie gevrijwaard zijn.
Om tot verdere actie over te gaan, hebben de ouderlingen twee getuigen nodig. Indien de dader ontkent en er geen tweede getuige is, wordt de dader als onschuldig beschouwd en het slachtoffer gezegd de zaak ‘in Jehovah’s handen’ te laten. Het slachtoffer en familie worden gevraagd over de zaak te zwijgen omdat het anders opgevat kan worden als laster. Er worden geen verdere stappen ondernomen en de dader blijft in de gemeente. Ook als de dader bekent en berouw toont, blijft hij deel uitmaken van de gemeente en wordt hooguit op restricties gezet.
Indien er voldoende bewijs is en de dader toont geen berouw, wordt hij uitgesloten. Zowel in het geval van restricties als bij uitsluiting wordt er enkel van dat feit een melding ten overstaan van de gemeente gemaakt, er wordt niet verteld waarom. In het eerste geval lopen andere kinderen binnen de gemeente en daarbuiten risico slachtoffer te worden, in het tweede geval nog altijd in de maatschappij buiten de organisatie.
Het gebruik seksueel misbruik niet aan te geven bij de autoriteiten
Jehovah’s Getuigen zijn een gesloten gemeenschap. Zij zien zichzelf als de enige ware religie en doen er alles aan het imago van een reine organisatie waar volgens hoge morele maatstaven wordt geleefd naar de buitenwereld in stand te houden. Negatieve informatie over de organisatie wordt gezien als aanvallen van ‘de duivel’ of ‘smaad op Jehovah’s naam’.
Binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen wordt seksueel misbruik in eerste instantie gezien als een zonde. Daarom wordt van gemeenteleden verwacht dat zij seksueel misbruik aangeven bij de ouderlingen.
De organisatie ziet het niet als haar taak een dader van seksueel misbruik aan te geven bij de autoriteiten. Naar aanleiding van het onderzoek door de Royal Commission in Australië (en daaruit voortkomende aanbevelingen) heeft de organisatie een kleine wijziging aangebracht waardoor ouderlingen nu het slachtoffer en diens ouders dienen te informeren dat ze het recht hebben om de zaak bij wereldse autoriteiten aan te geven. Daarmee leggen ze echter de verantwoordelijkheid voor het doen van aangifte bij het slachtoffer en/of de ouders. De toon waarop deze door de ouderlingen worden geïnformeerd, in combinatie met de geloofsovertuigingen, kan van wezenlijk belang zijn op hun uiteindelijke beslissing.
De twee-getuigenregel
De organisatie richt zich in haar beleid volledig op de Bijbel. Zij gelooft dat de richtlijnen die zij daarin vinden in alle tijden van toepassing zijn. De twee-getuigenregel is gebaseerd op de tekst in Deuteronomium 19:15 en Mattheus 18:16. Deze houdt in dat slechts wanneer er twee of drie getuigen van een overtreding zijn, de daad als bewezen kan worden gezien en de beschuldigde kan worden gestraft. Omdat er van seksueel misbruik zelden getuigen zijn, is het doorgaans het woord van het slachtoffer tegenover dat van de dader. De twee-getuigenregel werkt dan ook in het voordeel van die laatste.
Binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen heeft alleen het Besturend Lichaam de autoriteit om Bijbelteksten uit te leggen en het beleid te veranderen. Hopelijk zullen zij inzien dat de twee-getuigenregel niet toepasbaar is in geval van seksueel misbruik en hun beleid aanpassen.
Verzwijgen
Wanneer een dader van seksueel misbruik wordt uitgesloten, wordt ten overstaan van de gemeente alleen de melding gedaan: ‘(naam) is niet langer één van Jehovah’s Getuigen’. Over de reden wordt niet gesproken. Ook wanneer een berouwvolle dader enkel op restricties wordt gezet, wordt niet over het seksueel misbruik gesproken. Als er bij gebrek aan een tweede getuige en ontkenning geen bewijs is, wordt van het slachtoffer gevraagd over het misbruik te zwijgen, omdat dit anders opgevat kan worden als ‘laster’. In sommige gevallen worden gezinshoofden – doorgaans de vaders – van gezinnen met kinderen ingelicht. Maar de gemeente als zodanig wordt niet ingelicht wanneer er zich onder hen een (vermeende) dader van seksueel misbruik bevindt. Deze cultuur van stilzwijgen en geheimhouding lijkt er grotendeels op gericht het imago van de organisatie te beschermen.
Ontbreken van vrouwen in het proces
Voor een slachtoffer van seksueel misbruik kan het veel moeilijker zijn om aan mannen details van het misbruik te onthullen, dan aan een vrouw. Omdat vrouwen echter geen gezagsposities mogen bekleden binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen, worden zij niet betrokken bij procedures rondom seksueel misbruik. Dat betekent dat binnen de hierboven geschetste procedure een slachtoffer van seksueel misbruik altijd te maken krijgt met mannen.
Tijdens het onderzoek van de Royal Commission in Australië gaven enkele hooggeplaatste leidinggevenden van de organisatie aan dat vrouwen wel betrokken konden worden in het proces van onderzoek naar een beschuldiging van seksueel misbruik. De uiteindelijke beslissing echter, ook aangaande de betrouwbaarheid van de beschuldiging, wordt altijd genomen door de (mannelijke) ouderlingen.
Ook is er geen richtlijn of voorziening voor een vrouwelijk ondersteunend persoon. De huidige richtlijn zoals aangegeven in de brief aan de ouderlingen van 1 september 2017 (par.11), laat zien dat in geval van een minderjarig slachtoffer er naast de ouderlingen nog een ander persoon, bij voorkeur een ouder, aanwezig zou moeten zijn bij het bieden van herderlijke zorg aan het slachtoffer. Indien de ouder zelf de dader is, mag het ook een ander gemeentelid zijn in wie het slachtoffer vertrouwen heeft. Er wordt echter niet expliciet vermeld dat dit een vrouw kan zijn en ook wordt niet vermeld dat deze steunende persoon aanwezig mag zijn bij vragen betreffende de beschuldiging van seksueel misbruik. Voor inmiddels meerderjarige slachtoffers zijn al helemaal geen richtlijnen opgenomen aangaande een ondersteunend persoon.
Er is grote kans dat een slachtoffer die haar verhaal moet doen ten overstaan van mannen zich hierbij niet op haar gemak voelt. Deze procedure kan het trauma zelfs verergeren.
Tot slot
Het huidige beleid van de organisatie van Jehovah’s Getuigen schiet ernstig tekort met betrekking tot seksueel misbruik. Alles lijkt er op gericht de organisatie te beschermen en volgens de regels te handelen, terwijl er te weinig voorzorgsmaatregelen worden genomen om kinderen te beschermen of verdere traumatisering te voorkomen.
Goed beleid aangaande situaties van seksueel misbruik hoort het kind of slachtoffer centraal te stellen. Kinderen dienen beschermd te worden tegen mogelijke daders en als slachtoffer dienen zij centraal te staan in de zorg en hulp die wordt geboden.