Wat kon ik doen tegen een ouderling die op handen gedragen werd?

Verhalen

Na mijn echtscheiding, nu zestien jaar geleden, was ik volledig van de kaart. Ik wist niet meer wie ik was. Mijn medegelovigen in de gemeente van Jehovah’s Getuigen waren erg aangedaan en wisten ook niet zo goed hoe ze mij op dat moment konden bijstaan. De ouderlingen besloten om iemand te sturen die mij bijbels onderricht kon geven, zodat ik er goed bovenop zou komen. Tijdens een van de vergaderingen kwam een ouderling naar mij toe met het voorstel om mij thuis studie te geven. Hij had mijn leeftijd en stond mijns inziens geweldig open voor gevoelige dingen. Ik kon het goed met hem vinden. Afspraken werden gemaakt en het bijbels onderricht werd iedere week keurig gegeven. Al gauw werd er na de studie gezellig op de sofa gekeuveld. Als je een getuige van Jehovah bent, heb je weinig tot geen vrienden buiten de gemeenschap – dat wordt gezien als ‘slechte omgang’. Maar bij hem kon ik veilig mijn verhaal kwijt.

Na enkele weken begon het gekeuvel steeds lichamelijker te worden; stoeien, kietelen en worstelen. Ik voelde me daar heel slecht bij als volwassen man van 28 jaar, maar ik had niet de emotionele en fysieke kracht om hem te weerhouden. De volgende keer dat hij langskwam werd er niet gestudeerd maar gelijk overgegaan naar de sofa met een heftige aanranding tot gevolg. Ik had direct door wat er gebeurd was, maar wat kon ik doen tegen een ouderling die op zijn beurt op handen gedragen werd door de gemeente?

‘Mijn verhaal werd niet geloofd’

Ik liet een ballonnetje op bij mijn leeftijdsgenoten en bij de andere ouderlingen in de gemeente; dit kwam als een bom aan. Zij ontkenden allen iets te weten van soortgelijk gedrag bij deze ouderling en hadden geen begrip voor mijn verhaal. Onmiddellijk gingen zij over tot verdediging, en namen hem volledig in bescherming. Ik wist niet meer waar ik heen moest. Zelfs mijn ouders geloofden mij niet; een ouderling is door de geest van God aangesteld, en aan zo’n persoon kan je onmogelijk twijfelen. Ik zou het wel verkeerd opgevat hebben. Als ik ‘mijn gedachten niet snel zou zuiveren, zou de Zegen van God niet lang bij mij blijven’.

Bij de volgende studie was het weer hetzelfde scenario. Na de daarop volgende vergadering heb ik aan de ouderlingen gevraagd om mijn studie met een andere ouderling voor te zetten. Ze waren verbolgen, maar gaven toe aan mijn vraag.

De sfeer werd grimmiger – een tweede slachtoffer

Na verloop van tijd werd de sfeer in de gemeente grimmiger, ik had een zeer gerenommeerde ouderling ‘zwart gemaakt’. Geregeld hoorde ik verwijten en werd ik ervan beschuldigd wraakzuchtig te zijn, of gaf men mijn scheiding de schuld. Tenslotte kwam het verwoestende nieuws: er bleek een andere jongen hetzelfde te zijn overkomen. Hij was aangerand door dezelfde ouderling.

Na een vergadering werd ik plotseling opgeroepen door de ouderlingen. Er bleek een ‘gerechtelijk comité’ te zijn gevormd. De ouderling als beklaagde, ik als aanklager. De andere jongen zat op een stoeltje in de gang. Ik had hem nog nooit echt kunnen spreken, maar zijn ogen spraken boekdelen. We wisten allebei hoe laat het was. Eenmaal de kamer binnengekomen zaten er drie ouderlingen aan een grote tafel, tezamen met de kringopziener (een ouderling in hogere ‘rang’). Ik schrok enorm van de autoritaire sfeer en de plechtigheid van het gebeuren. Er werden zeer persoonlijke vragen gesteld, terwijl de dader gewoon deelnam aan het gesprek. Ik moest mijn zeer gevoelige verhaal vertellen ten overstaan van ouderlingen die ik amper persoonlijk kende, en ten overstaan van de dader zelf. Alle emoties die daarbij kwamen kijken maakte dit zeer heftig. Er werd gesuggereerd dat ik het wellicht zelf had uitgelokt en dat ik de vrede in de gemeente had verstoord door mijn aantijgingen. Dit getuigde in hun ogen niet van een christelijke houding. Hiermee was het gesprek afgelopen. De andere jongen kwam binnen, ik moest vertrekken.

‘De ouderling werd uitgesloten, maar het misbruik werd niet erkend’

Ik was van de kaart; de tranen rolden over mijn gezicht en ik voelde me helemaal alleen op de wereld. Het zou mijn eigen schuld wel zijn geweest, dacht ik. Naderhand vernam ik dat de andere jongen precies hetzelfde verhaal had gedaan, en de ouderlingen dus niet anders konden dan overgaan tot uitsluiting. Voor mij was dit een opluchting! Ik verwachtte eindelijk de door mij zo gehoopte erkenning van het misbruik. Niets bleek minder waar. De gemeente gaf mij persoonlijk de schuld van zijn uitsluiting: volgens hen had ik alles verzonnen. Ik kon bij niemand terecht voor raad of hulp. Alleen een horend oor had ik al prettig gevonden, maar elke poging om het onderwerp aan te kaarten werd direct afgebroken: als God wil dat er duidelijkheid over komt, dan komt dat, maar wel pas op Gods eigen tijd. Ik ondervond aan den lijve dat er geen erkenning voor misbruik was. Er is geen hulp voor slachtoffers.

Een vijftal jaar later ben ik dezelfde ouderling weer tegengekomen op een congres. Hij was inmiddels ‘hersteld’ en weer gepositioneerd als ouderling, in een anderstalige gemeente. Hij werd wederom op handen gedragen, terwijl ik in mijn eentje al dit leed te verwerken had. Door alle aantijgingen kreeg ik een zeer slecht beeld van mijzelf: ik deed niet voldoende voor God, ik moest meer studeren, meer Bijbellezen, meer verkondigen langs de deuren. Samen met mijn (nieuwe) vrouw ging ik pionieren, dat houdt in dat ik zo’n tachtig uur per maand langs de deuren ging. Ik werd dienaar in de bediening en later zelf ouderling. We zijn naar Ierland verhuisd en schreven ons in voor iedere mogelijke bijscholing. Mijn vrouw heeft voor dit doel zelfs een grote kinderwens opzij gezet.

Pedoseksuelen hebben vrij spel

Van de gemeentes die ik als ouderling bijstond zijn er drie gemeentes geweest waar er pedofiele praktijken hebben plaatsgevonden. In geen van deze gevallen is er aangifte gedaan. Overigens ook niet van mijn eigen misbruik. Het beleid dat is opgesteld heeft als gevolg dat pedofielen worden beschermd onder het mom van ‘zonde is menselijk’ en ‘iedereen kan een misstap begaan’. Als een ouderling een kind seksueel heeft misbruikt, maar zijn reputatie is niet geschonden (bijvoorbeeld doordat het nieuws niet naar buiten is gekomen), dan wordt dat gezien als boodschap van God: hij heeft duidelijk de zegen van God niet verloren, en mag verder blijven dienen. Tijdens een ouderlingenvergadering werd zelfs voorgesteld om een pedoseksueel die tien jaar geleden misdrijven heeft gepleegd, terug aan te stellen als dienaar. Deze pedoseksueel kreeg vrij spel.

Vanaf dit moment ben ik gestopt de vergaderingen te bezoeken. Ik heb mijn leven weer in eigen handen gekomen, en met deskundige begeleiding een persoon met een eigen identiteit. Ik heb gemerkt dat deze organisatie niet het slachtoffer of het kind steunt, maar juist de dader.

Mijn oproep aan iedereen is dan ook: ga aangifte doen! Met jouw aangifte kan je anderen beschermen en helpen.

– Stefaan de Grave